Mensen van de weg

Mensen van de weg

Ze heette José. Ze was 81 jaar en zat met haar dikke benen in elastieken kousen in een leunstoel bij het raam. De telefoon binnen handbereik. Naast haar een gebedenboekje voor militairen. Uitgegeven in 1954. Daar stonden een heleboel Marialiederen in. Wees gegroet, o sterre was de absolute topper José zong dat lied vaak. En vooral hard.

José hoorde tot de categorie vrouwen die hun hele leven geploeterd hebben. Ze dreef een zaak samen met haar man. Haar man was vroeg gestorven en zij moest verder om de kost te verdienen voor zichzelf en haar zoon. Tussen haar en haar zoon boterde het niet zo. Hij kwam nog maar zelden thuis. De kleinkinderen heeft ze na hun lagere school tijd nooit meer gezien. José probeerde dat te verdoezelen door alle schuld naar haar schoondochter te schuiven.

Ze was ook gelovig. Ze kwam iedere keer in de aula van het verzorgingshuis als er een dienst was. In het begin met haar stok of rollator. Later met de rolstoel. En toen dat niet meer ging, bracht ik haar eens in de maand de communie op haar kamer. We baden samen. We lachte samen. We zongen samen: 'O Sterre der zee, o Sterre der zee. Geleid ons door 't leven, o Sterre der zee...' In de zomer gingen we wel eens wandelen. In de winter was ze vaak depressief. We hadden een afspraak gemaakt dat ze mocht bellen als ze het niet meer zag zitten. Zo groeide er een jarenlange band tussen ons. Ik was niet de enige die haar bezocht. Ook iemand van de parochie en een medewerkster van de Zonnebloem kwam elke veertien dagen op bezoek. Ze kreeg een hartinfarct. Praten kon ze niet meer, maar dankbaar keek ze mij aan als ik bij haar op bezoek kwam. Ik bladerde in het schrift met de verhaaltjes die mensen vóór mij erin geschreven hadden en ik voegde mijn verhaaltje eraan toe.

Vorig jaar deze tijd ging ik weer op bezoek. Haar stoel en bed waren leeg. Niets in de kamer herinnerde aan José. Ik ging informeren. Ja, José was vanmorgen vroeg overleden. Nee. Het was gebruikelijk dat alleen de familie werd gebeld. Haar zoon was nog bij haar geweest en die had de crematie geregeld. Een afscheidsviering in de aula was niet nodig. Mijn moeder hield niet van die poespas, had hij gezegd. Ik belde de vrijwilligster van de ziekenbezoekgroep van de parochie en de medewerkster van de Zonnebloem. Ze kwamen er direct aan. Beide verwoorde precies wat ik dacht: We moeten toch afscheid van haar kunnen nemen. Ik stapte naar de directie van het verzorgingshuis en legde uit wat José voor ons had betekend. Hij begreep het. We mochten een afscheidsviering houden. Een hele poos stonden we zwijgend naar José te kijken. Naar haar gezicht dat nu zo'n rust uitstraalde. Samen met enkele bewoners en een medewerkster van het verpleeghuis hebben we een kleine viering gehouden waarin ieder kon uitspreken welke indrukken José bij ons achtergelaten heeft. We zongen haar lievelingslied, we lazen over: De storm op het meer en vierden Eucharistie.

Nu heb ik er tenminste vrede mee, zei de mevrouw van de Zonnebloem. We sloten de kist. We waren niet gebeld bij haar overlijden, maar we hadden dan toch afscheid kunnen nemen. Sindsdien worden vrijwilligers in het verzorgingshuis netjes gebeld als het overlijden van een bewoner met wie ze contact hebben, dichterbij komt. Na deze ervaring heb ik oudere mensen vaak aangeraden schriftelijk vast te leggen hoe hij of zij het afscheid geregeld wil zien. - Kijk, dat heeft José toch maar bereikt!
 
Eerbied hebben voor iemand. Niet in bezit nemen wat een ander bewondert. Eerbied is: niet drammerig doordringen tot het geheim van een ander, maar juist een stap terug doen voor het geheim in een ander...

pastor Martien Straathof

Terug naar de voorgaande pagina
Wij zijn 1 federatie met 10 parochiesvoor iedereen
Tekstgrootte

Bezoek eens de parochie site van Poeldijk

Elkaar kennen wil niet zeggen alles van elkaar weten, maar met vertrouwen in elkaar geloven.